tekort schieten (v) (voorraad) | estar em falta de (v) (voorraad) |
tekort schieten (v) (inspanning) | não ser suficiente (v) (inspanning) |
tekort schieten (v) (voorraad) | ser insuficiente (v) (voorraad) |
tekort schieten (v) (voorraad) | estar com pouco (v) (voorraad) |
tekort schieten (v) (inspanning) | não adiantar (v) (inspanning) |